Twintig jaar ballingschap in Marokko – Malika Oufkir en Michelle Fitoussi
Dit boek begint als een roman. Malika Oufkir, een meisje uit een vooraanstaande familie, beschrijft hoe zij in het paleis van koning Mohammed V een opvoeding krijgt als vriendinnetje van het prinsesje. ‘Ik was vijf toen mama me voor de eerste keer meenam naar het paleis. De twee echtgenotes van de koning en al zijn concubines drongen erop aan me te leren kennen. We kwamen rond lunchtijd aan in een van de eetzalen van de koning.’ Tijdens de maaltijd spelen en ruzieën de twee kleine meisjes en daarna eist de koning Malika op: ‘Ik kan geen beter kameraadje en zusje voor Laila Mina (het prinsesje) vinden dan jouw dochter. Ik wil Malika adopteren.’ zegt hij tegen de moeder. Tegenspraak is niet mogelijk en zo wordt Malika uit haar gezin weggehaald. Ze huilt de hele nacht.
De lezer krijgt een beeld van het leven in het paleis. Het lijkt soms een verhaal uit Duizend en een Nacht. Maar als de oude koning overlijdt en wordt opgevolgd door zijn zoon Hassan II gebeuren er grimmige dingen. De vader van Malika is generaal, hij is betrokken bij de moord op Ben Barka, leider van de oppositie, in Parijs. Frankrijk veroordeelt generaal Oufkir bij verstek tot levenslange gevangenisstraf, koning Hassan huldigt hem.
Malika, die vaak ongehoorzaam is en kwajongensstreken uithaalt. wordt daarvoor gestraft, zelfs met zweepslagen. Ze snakt naar vrijheid en na jaren krijgt ze toestemming weer thuis te wonen.
Ik vond het indrukwekkend om te lezen hoe deze vrouw, de steunpilaar van het gezin, na haar bevrijding schrijft: ‘In de gevangenis heeft de haat me geholpen in leven te blijven. De haat jegens de vorst viel samen met de haat die ik tegenover mijn land meende te voelen. Toen ik uit de gevangenis kwam heb ik beide verworpen. Haat knaagt aan je, haat verlamt je, zodat je niet kunt leven.’
Ada Stafleu, diaken in de Regentessekerk